ABSTRACT

Vanaf de tijd dat Johannes Kepler ontdekte dat de planeten zich in ellipsvormige banen bewegen en Isaac Newton zijn beroemde gravitatiewet neerlegde in een wiskundige vergelijking waarin de zwaartekracht omgekeerd evenredig is met het kwadraat van de afstand, is de natuurkunde steeds meer doordrongen geraakt van wiskunde, zozeer zelfs dat deze empirische wetenschap op sommige gebieden bijna een soort wiskundige theologie is geworden. Wiskunde is prachtig, mysterieus en niet zonder een vleugje mystiek. Wetenschap zonder wiskundige structuren is nu ondenkbaar geworden, maar dat was niet altijd het geval. Voordat de wetenschap van de grond was gekomen vormde wiskunde een belangrijk onderdeel van de magie, en deze magische invloeden zijn nog steeds een inspiratiebron voor veel theoretisch natuurkundigen, zoals ze dat lang geleden voor de volgelingen van Pythagoras waren. De nauwe relatie die zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld tussen de wiskunde en de natuurwetenschappen is voor ons een vanzelfsprekendheid. We merken de magie niet meer op.