ABSTRACT

Ik ga ______ (1) jaar een week op vakantie met een paar oude vrienden van school. ______ (2) van ons brengt z’n eigen tent mee, en we hebben ook ______ (3) een goede visuitrusting. We koken ______ (4) maaltijden zelf, en ______ (5) van ons wil die week in een restaurant eten. ______ (6) vissen die we vangen, maken we zelf schoon en we eten ook meestal ______ (7) in die week op. Na een fantastische week, als ______ (8) het bier op is en ______ (9) verhalen verteld zijn, wil ______ (10) wel weer naar huis.