ABSTRACT

In dit boekje over religie, dat inmiddels een boekje over het onmogelijke blijkt te worden, heb ik tot nu toe betoogd dat het onmogelijke de laatste tijd weer mogelijk is, dat de kracht van modernistische kritiek tegen zichzelf kan worden gekeerd en zo de weg opent voor een post-kritisch en post-seculier standpunt waarin plaats is voor de passie voor het onmogelijke. Dat soort leven aan de grens van het onmogelijke, uitziend naar het onmogelijke, naar werkelijkheid voorbij het werkelijke – volgens mij het kenmerk van een religieuze ontvankelijkheid – is niet uitgestorven tijdens de seculariserende en reductionistische kritiek die de afgelopen twee eeuwen op de religie is afgevuurd.